Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0656

Datum uitspraak2002-11-13
Datum gepubliceerd2002-11-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00680
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 02/00680 13 november 2002 CJIB 46767169 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te Groningen van 3 juni 2002 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats] voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] wonende te [woonplaats] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Groningen ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 180,- (= Euro€ 81,68) opgelegd ter zake van "niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht", welke gedraging zou zijn verricht op 16 oktober 2001 op de Europaweg te Groningen. 3.2. De betrokkene voert het volgende aan. Toen de betrokkene en haar gemachtigde over de Europaweg richting de verkeerslichten reden constateerden zij dat zij in de verkeerde rijstrook zaten en wilden zij van rijstrook wisselen. Jongelui die met hun auto achter het voertuig van de betrokkene reden wilden dat verhinderen. Zodoende kwamen de voertuigen van de betrokkene en die jongelui voor zover mogelijk in één rijstrook te staan. Voor hen stond slechts één auto. Toen het licht op groen sprong hield de gemachtigde van de betrokkene, die op dat moment het voertuig van de betrokkene bestuurde, de auto van de jongelui naast hen in de gaten. Daardoor lette hij even niet op zijn voorganger, hetgeen tot gevolg had dat het voertuig van de betrokkene heel licht de bumper van de voorganger raakte. De voorganger stopte om te zien of er schade was. Dat bleek niet het geval te zijn, waarna beide voertuigen doorreden. Toen de auto van de betrokkene werd geraakt, was de auto van de betrokkene de stopstreep deels gepasseerd. Volgens de betrokkene was op die plek het verkeerslicht niet goed meer te zien. Terugrijden kon niet, omdat er alweer een ander voertuig voor de stopstreep stond, aldus de betrokkene. 3.3. Op grond van de zich bij de gedingstukken bevindende foto's in samenhang met de in het zaakoverzicht opgenomen gegevens is naar de overtuiging van het hof komen vast te staan, dat het voertuig van de betrokkene het verkeerslicht is gepasseerd terwijl het rood licht uitstraalde. Overigens is dit ook niet zozeer door de betrokkene bestreden. 3.4. Gelet op het navolgende kan in het midden blijven of het verkeerslicht reeds rood uitstraalde op het moment dat de betrokkene de stopstreep passeerde. Weliswaar schrijft art. 79 RVV 1990 voor, dat indien stoppen op grond van het RVV 1990 verplicht is, dit dient te geschieden voor de voor de bestuurder bestemde stopstreep, maar daaruit mag niet a contrario worden afgeleid, dat indien de stopstreep is gepasseerd, de verplichting tot stoppen niet meer zou gelden. Art. 68, eerste lid, onder c, RVV 1990 luidt immers als volgt: Bij driekleurige verkeerslichten betekent rood licht: stop. 3.5. Hoewel aan de betrokkene kan worden toegegeven, dat de situatie van de bestuurder die met zijn voertuig geheel of ten dele de stopstreep wel, maar het verkeerslicht nog niet is gepasseerd niet eenvoudig is, zijn de door de betrokkene geschetste omstandigheden toch niet van zodanig gewicht, dat deze het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel dat deze aanleiding dienen te zijn tot matiging van de opgelegde sanctie. In aanmerking dient immers te worden genomen dat art. 68 RVV 1990 noch enige andere bepaling van het RVV 1990 een uitzondering bevat op het aldaar gegeven verbod. Ook wanneer op het moment waarop een bestuurder een stopstreep voorbijrijdt, het op enige afstand van die streep zich bevindende voor hem geldende verkeerslicht nog geen rood licht uitstraalt, kan niettemin worden gezegd, dat die bestuurder "door rood licht rijdt", wanneer hij het verkeerslicht voorbijrijdt als het inmiddels rood licht geeft (HR 1 juli 1982, VR 1983, 23). Nadat de bestuurder van het voertuig van de betrokkene als gevolg van de aanrijding met zijn voorganger was gestopt, had hij zich ervan moeten vergewissen of het verkeerslicht nog op groen stond, voor hij het kruisingsvlak opreed. Zo nee, dan had hij gelet op het vorenoverwogene moeten wachten totdat het licht weer op groen sprong, hetgeen de bestuurder en/of de betrokkene uit de verkeersomstandigheden om hen heen, - te denken valt hierbij aan een verkeersdeelnemer die een signaal geeft - , had of hadden kunnen en moeten afleiden. 3.6. Gelet op het vorenoverwogene zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Van Dijk en Weenink, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.